Marlene op Lesbos – Blog 3
Marlene Pors, projectcoördinator van Bijzondere Noden, zet deze weken een andere pet op. Als vrijwilliger bij Eurorelief, onze projectpartner op het Griekse eiland Lesbos, steekt ze haar handen uit de mouwen om te helpen in het nieuwe vluchtelingenkamp Mavrovouni. Vier weken lang deelt ze iedere vrijdag haar ervaringen.
‘Come, my friend. Come.’ Uitnodigende woorden vanachter een half opengeslagen tentzeil. Ik zit gehurkt met mijn baggerbergschoenen aan voor de ingang. Een lijst met tentnummers en families in mijn ene hand, in de andere een tas met shampoo en zeep die ik moet bezorgen. Ach, ik heb de tijd vanochtend, waarom zou ik ook niet op de uitnodiging ingaan? Ik knoop mijn schoenen los en zit even later in kleermakerszit op een slaapmatje in de tent. Altijd krijg ik bij zulk soort bezoekjes wat voorgeschoteld. Meestal thee, soms gebakken ei in tomatensaus, soms platbrood, soms een schaal vol sinaasappels en bananen. Naast een hoop sores kom ik ook zoveel vriendelijkheid tegen hier! Gedurende de weken heb ik zo in menig tent gesprekken gehad. Met een elektricien, een huisvrouw, een docent Engels, een zakenman… Iedereen heeft zijn eigen verhaal. De een houdt ontzettend veel van voetbal, maar heeft hier geen bal. De ander foetert op de single mannen in het kamp omdat die de boel verstieren voor de rest: ‘Then the people say: One Afghan bad, all Afghan bad…’ Weer een ander is heel tevreden met zijn plekje van 5 vierkante meter voor hem, zijn vrouw en zijn baby.
Allemaal hebben ze verschillende verhalen, maar wat iedereen hier in het kamp gemeen heeft is dat ze de oversteek vanuit Turkije hebben gewaagd. Iedereen heeft in een bootje gezeten terwijl ze vaak niet eens konden zwemmen. Mijn collega realiseerde zich dat van de week weer goed toen ze met twee vluchtelingen in gesprek ging. De vrouwen begroetten elkaar enthousiast en ze vroeg wat verbaasd of ze elkaar kenden. ‘Ja,’ was het antwoord, ‘we zaten in dezelfde boot…’ De meeste van deze boten landen in het noorden van Lesbos; hier is de zee tussen Turkije en Griekenland het smalst. Een paar dagen geleden bezocht ik daar de zogenaamde ‘life jacket graveyard’. Een enorme berg gebruikte zwemvesten, halfvergane boten en reddingsdekens in een verder desolaat gebied. Confronterend wel; hier een schoen, daar een rugzak, een trui, een koffer… Elk reddingsvest dat nu ligt te vergaan is gedragen door iemand die op zoek was naar een betere toekomst in Europa. Iemand die ik vandaag misschien tijdens mijn werk ga ontmoeten.
Een enorme berg gebruikte zwemvesten, halfvergane boten en reddingsdekens in een verder desolaat gebied. Confronterend wel; hier een schoen, daar een rugzak, een trui, een koffer... Elk reddingsvest dat nu ligt te vergaan, is gedragen door iemand die op zoek was naar een betere toekomst in Europa.
Veel mensen die ik nu in het nieuwe kamp tegenkom, zitten al maanden te wachten op een antwoord op hun asielaanvraag. Velen van hen hebben dus ook nog in het oude kamp Moria gezeten. Ik ben er zojuist wezen kijken. Nadat het vuur het kamp in september in as legde rest alleen een mistroostige bende. Langzaam loop ik langs de hoofdstraat die eens een levendige markt was. Ik zie nu alleen zwartgeblakerde restanten, geschonden olijfbomen, betonnen funderingen en een hoop losse troep. Ergens tussen de bende ontwaar ik een vrolijk rood speelgoedautootje. Een eindje verderop vind ik een schrift waarin een Afghaans kind ijverig zijn Engelse woordjes heeft geoefend. Alles is inderhaast achtergelaten tijdens de vlucht. In een gebied waar het vuur niet is geweest hangt zelfs nog een zelfgemaakte schommel in een olijfboom. Kamp Moria was een compleet dorp waar mensen leefden, lachten, huilden en een bestaan hadden opgebouwd
Ergens tussen de bende ontwaar ik een vrolijk rood speelgoedautootje. Een eindje verderop vind ik een schrift waarin een Afghaans kind ijverig zijn Engelse woordjes heeft geoefend.
Het nieuwe kamp Mavrovouni is opgeruimder en begaanbaarder, maar inmiddels worden ook hier tegen de regels in allerlei bijgebouwtjes gefabriceerd. We vrezen het moment dat we van het kampmanagement te horen krijgen dat we ze neer moeten halen. Momenteel kijk ik uit op een waar mierennest van krioelende mensen. Een paar tenten zijn afgebroken en tientallen kampbewoners lopen af en aan om alles van waarde mee te nemen. Drie mannen balanceren een stapeltje pallets en een rol plactic op een gammele kinderwagen. Een vrouw probeert verwoed een groot stuk plastic op te rollen tot een hanteerbaar pakket. Een jongeman knoopt een bult afdekzeilen op de rug van zijn vriend. Langzaamaan verdwijnt alles het kamp in. Tussendoor rennen kinderen en rijden vrachtwagens en politieauto’s af en aan. Dit zijn sloppenwijktaferelen anno 2021 aan de rand van het beschaafde Europa…